Doof

Iemand die vrijwel niets hoort wordt doof genoemd. Dove mensen communiceren niet via geluid maar via een eigen taal, de gebaren taal. In Nederland beschouwen wij iemand doof bij een gehoorverlies van 90 dB of meer. De scheidingslijn tussen zeer slechthorend en doof, is erg dun. Het grootste verschil is dat bij een persoon die slechthorend is, het gehoorvermogen verminderd is. Dit gehoorvermogen kan verbeterd worden met behulp van een hoortoestel of cochleair implantaat. Bij dove mensen is dit niet mogelijk.

Oorzaken doofheid

Er zijn verschillende oorzaken voor doofheid. Het kan veroorzaakt worden door langdurige en/of veelvuldige blootstelling aan harde geluiden. Binnen een familie kan doofheid generatie op generatie doorgeven worden. Voorbeelden van erfelijke vormen doofheid zijn het Syndroom van Usher, Syndroom van Waardenburg en de Ziekte van Van Buchem.

Doofheid kan ook veroorzaakt worden door een ziekte of ongeval. Voorbeelden van doofheid veroorzaakt door ziekte of ongeval zijn:

  • hersenvliesontsteking;
  • oorontsteking;
  • rodehond tijdens de zwangerschap;
  • medicijnvergiftiging;
  • tumoren;
  • tympanosclerose;
  • plotseling drukverschillen zoals bij vliegen of duiken;
  • otoscelerose of verbening van delen van het binnen- en middenoor.

Vormen doofheid

Er zijn twee verschillende soorten doofheid: prelinguaal en postlinguaal. De belangrijkste verschillen van deze vormen van doofheid worden hier besproken.

Prelinguale doofheid

De letterlijke vertaling van prelinguaal doof is ‘voor de taal’. Dit betekent dat iemand doof geboren is of voordat de ontwikkeling van gesproken taal op gang is gekomen (voor het derde levensjaar) doof geworden is. Prelinguale doven maken gebruik van een eigen gebarentaal.

Postlinguale doofheid

Postlinguaal doof verwijst naar iemand die na de ontwikkeling van gesproken taal doof is geworden. Dit kan veroorzaakt worden door een ongeluk of een aandoening zoals hersenvliesontsteking. Als iemand van het een op het andere moment doof wordt, heet dit plotsdoof. Gebeurt dit in een langzamer tempo dan wordt dit ook wel laatdoof genoemd. 

Postlinguale doven komen over het algemeen ook sneller in aanmerking voor een cochleair implantaat  (CI) dan prelinguale doven. Bij iemand die na zijn vijfde jaar doof is geworden, zal het resultaat met een CI op gebied van spraak leren namelijk beter zijn dan wanneer iemand doof is geboren.

Behandeling doofheid

Doofheid is meestal permanent, maar kan in sommige gevallen ook tijdelijk zijn en plotseling optreden. Extreme drukverschillen, verkoudheid of een oorontsteking kan hiervan de oorzaak zijn. In deze gevallen zal het oor zich vanzelf weer herstellen. Permanente doofheid kan nog niet genezen worden en er zijn op dit moment geen hulpmiddelen om het gehoor te verbeteren. Bij jonge kinderen kan wel gebruik gemaakt worden van een oorimplantaat zodat zij geluiden waar kunnen nemen.

Cochleair implantaat

Een cochleair implantaat wordt operatief ingebracht en prikkelt de gehoorzenuw. Het implantaat bestaat uit electroden, een ontvanger en een omvormer. Deze omvorder kan geluidssignalen van buiten het oor omzetten in een soort radiosignaal. De ontvanger vangt dit op en geeft via de electroden een signaal aan de gehoorzenuw. Een CI kan vanaf de zevende maand worden aangebracht.